Dhan Gopal Mukerji
U bent het Pad
U bent het Pad,
En het Doel dat door paden nooit bereikt wordt;
U bent de wetmatige Heer,
Waarin alle wetten zich verliezen
Als rivieren in de zee.
Dit, zeg ik, is stilte,
Een terugkeer naar de oorsprong,
Of, beter nog, een terugkeer
Naar de wil van God,
Een terugkeer naar wat blijvend is;
Dit noem ik verlichting,
En dit niet te kennen
Is blindheid dat kwaad veroorzaakt.
Maar wanneer je kent
Wat eeuwig hetzelfde is,
Dan heb je je eigen gestalte gevonden
En dat brengt rechtvaardigheid met zich mee.
Rechtvaardigheid is koninklijk
En koninklijkheid is goddelijk
En goddelijkheid is het Pad
Dat uiteindelijk is.
Hoewel je zult sterven,
Zul je niet vergaan.
U voedt en onderhoudt
Al wat men ziet of schijnt te zien,
U zult altijd behoefte aan liefde hebben
En er komt geen einde aan Uw dorst naar vrede.
Hoewel de tijd een maliënkolder om Uw naaktheid is
En hoewel de ruimte Uw schoeisel is,
Worden Uw voeten toch opengehaald door de doornen van mijn gebed
En Uw lichaam wordt doorboord door gelukzaligheid.
Algenezer, maar ook alle wonden,
Totaliteit van het leven, maar altijd stervend,
Alom geprezen, maar toch zonder lof,
Het eind van alles, maar Zelf eindeloos!
U bent de doodsstrijd der mensen,
Het gehuil van een gewond dier,
U bent de trotse bergen
En de adelaar die daar naar beneden zeilt.
U bent de ongeborene die zingt onder het hart van de moeder,
De strijdkreet van het pasgeboren kind,
Het lied op de lippen van de minnaar
En de plotselinge vreugde die het oog van een bruid vult met tranen.
U bent het bochtige patroon
Dat vogelvleugels maken in de lucht,
U bent het sidderende gras
En de tijger die er doorheen sluipt.
Vertaling uit: Poetry for the spirit, Alan Jacobs (Ed.).
U bent het Pad,
En het Doel dat door paden nooit bereikt wordt;
U bent de wetmatige Heer,
Waarin alle wetten zich verliezen
Als rivieren in de zee.
Dit, zeg ik, is stilte,
Een terugkeer naar de oorsprong,
Of, beter nog, een terugkeer
Naar de wil van God,
Een terugkeer naar wat blijvend is;
Dit noem ik verlichting,
En dit niet te kennen
Is blindheid dat kwaad veroorzaakt.
Maar wanneer je kent
Wat eeuwig hetzelfde is,
Dan heb je je eigen gestalte gevonden
En dat brengt rechtvaardigheid met zich mee.
Rechtvaardigheid is koninklijk
En koninklijkheid is goddelijk
En goddelijkheid is het Pad
Dat uiteindelijk is.
Hoewel je zult sterven,
Zul je niet vergaan.
U voedt en onderhoudt
Al wat men ziet of schijnt te zien,
U zult altijd behoefte aan liefde hebben
En er komt geen einde aan Uw dorst naar vrede.
Hoewel de tijd een maliënkolder om Uw naaktheid is
En hoewel de ruimte Uw schoeisel is,
Worden Uw voeten toch opengehaald door de doornen van mijn gebed
En Uw lichaam wordt doorboord door gelukzaligheid.
Algenezer, maar ook alle wonden,
Totaliteit van het leven, maar altijd stervend,
Alom geprezen, maar toch zonder lof,
Het eind van alles, maar Zelf eindeloos!
U bent de doodsstrijd der mensen,
Het gehuil van een gewond dier,
U bent de trotse bergen
En de adelaar die daar naar beneden zeilt.
U bent de ongeborene die zingt onder het hart van de moeder,
De strijdkreet van het pasgeboren kind,
Het lied op de lippen van de minnaar
En de plotselinge vreugde die het oog van een bruid vult met tranen.
U bent het bochtige patroon
Dat vogelvleugels maken in de lucht,
U bent het sidderende gras
En de tijger die er doorheen sluipt.
Vertaling uit: Poetry for the spirit, Alan Jacobs (Ed.).